§1 Een nieuw vak

Leerdoelen

Na bestudering van deze paragraaf en het maken van de opdrachten kun je:

  • uitleggen waar het vak NaSk over gaat;
  • het verschil aangeven tussen natuurkunde, scheikunde en biologie;
  • het verschil beschrijven tussen een stof en een materiaal;
  • voorbeelden geven van natuurverschijnselen in de niet-levende natuur;
  • uitleggen dat stoffen kunnen veranderen en dat er twee soorten veranderingen zijn.

Een nieuw vak

Het vak NaSk is de afkorting van NAtuurkunde en ScheiKunde. Samen vormen deze vakken één nieuw vak in de onderbouw van het voortgezet onderwijs.

NaSk gaat over de wereld om je heen. Je leert begrijpen wat er gebeurt bij natuurverschijnselen. Voorbeelden hiervan zijn:

  • bliksem tijdens onweer;
  • bellen met een mobiele telefoon;
  • water dat aan de kook raakt;
  • een fietsband die wordt opgepompt;
  • geluid dat uit een koptelefoon komt;
  • een spijker die begint te roesten.

Dit zijn allemaal verschijnselen van de niet-levende natuur. Daarom horen ze bij NaSk.

Het vak biologie gaat juist over de levende natuur: mensen, dieren en planten. Het verschil is dus duidelijk:

  • NaSk → de niet-levende natuur (stoffen, materialen, energie, licht en geluid).
  • Biologie → de levende natuur (organismen, cellen en levensprocessen).

Onderzoekers in de natuurkunde en scheikunde proberen te begrijpen hoe deze verschijnselen werken. Zonder hun ontdekkingen zouden er geen medicijnen, telefoons of ledlampen bestaan.


Stoffen en materialen

Bij NaSk gebruik je vaak de woorden stof en materiaal.

  • Een stof is datgene waaruit iets bestaat. Voorbeelden: water, zuurstof, hout en ijzer.
  • Een materiaal is een stof die door mensen wordt gebruikt om een product van te maken.
    • Van hout kun je een tafel maken.
    • Van steen kun je een muur maken.

Water is wel een stof, maar geen materiaal, omdat je er geen product van kunt maken. Hout en steen zijn zowel stof als materiaal.


Stoffen veranderen

Stoffen kunnen op twee manieren veranderen:

  1. Verandering van toestand

    • De stof blijft dezelfde, maar ziet er anders uit.
    • Voorbeeld: water kan ijs worden of waterdamp.
    • Dit noem je een natuurkundig proces.
  2. Verandering in een andere stof

    • Er ontstaat een nieuwe stof die je niet meer terug kunt veranderen.
    • Voorbeeld: hout verbranden → er ontstaat as, rook en houtskool.
    • Dit noem je een scheikundige reactie.

Het verschil is dus:

  • Bij een natuurkundig proces blijft de stof hetzelfde.
  • Bij een scheikundige reactie ontstaan nieuwe stoffen.

Samenvatting

In deze paragraaf heb je geleerd dat:

  • NaSk de afkorting is van natuurkunde en scheikunde;
  • het vak gaat over de niet-levende natuur, terwijl biologie gaat over de levende natuur;
  • een stof is datgene waaruit iets is opgebouwd;
  • een materiaal is een stof die wordt gebruikt om er een product van te maken;
  • stoffen op twee manieren kunnen veranderen:
    • bij een natuurkundig proces blijft de stof dezelfde;
    • bij een scheikundige reactie ontstaan nieuwe stoffen.