§1 Stoffen in huis
Leerdoelen
Aan het einde van deze paragraaf kun je:
- vier stofeigenschappen noemen;
- stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen;
- uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn;
- de betekenis van enkele gevarensymbolen beschrijven.
Stoffen in huis
In huis en op school kom je veel verschillende stoffen tegen. In de keuken vind je bijvoorbeeld suiker, zout, azijn en olie. In de badkamer gebruik je shampoo, tandpasta en deodorant. Ook medicijnen en schoonmaakmiddelen bestaan uit allerlei stoffen. In het lokaal voor natuur- en scheikunde staan potjes en flessen met stoffen, waarvan sommige bekend zijn uit het dagelijks leven en andere alleen in de les worden gebruikt.
Stoffen herkennen
Sommige stoffen lijken sterk op elkaar. Water, wasbenzine en alcohol zijn allemaal heldere, kleurloze vloeistoffen. Toch zijn het verschillende stoffen. Je kunt stoffen herkennen aan hun eigenschappen. Een eigenschap van een stof noem je een stofeigenschap. Voorbeelden zijn geur, kleur, smaak en brandbaarheid.
Bij het onderzoeken van een onbekende stof moet je voorzichtig te werk gaan. Soms helpt het om aan de stof te ruiken, maar dit doe je door met je hand de lucht boven het flesje naar je neus te wapperen. Direct ruiken kan gevaarlijk zijn, omdat sommige stoffen de slijmvliezen van neus en longen kunnen irriteren.
Stoffen ordenen
Stoffen kun je indelen op basis van hun stofeigenschappen. Daarmee kun je ze van elkaar onderscheiden. Voorbeelden van stofeigenschappen zijn geur, kleur, smaak en brandbaarheid.
Stoffen die bij elkaar horen, zet je vaak samen weg. Dat doe je op basis van hun toepassing. De toepassing geeft aan waarvoor je een stof gebruikt. Zo krijg je groepen stoffen, zoals voedingsmiddelen, medicijnen, schoonmaakmiddelen en brandstoffen.
Stoffen en veiligheid
Sommige stoffen die je thuis of op school gebruikt, kunnen gevaarlijk zijn. Voorbeelden zijn spiritus, bleekwater, wasbenzine, ammonia en bepaalde medicijnen. Deze stoffen kunnen schadelijk zijn als je ze inademt, inslikt, op je huid of in je ogen krijgt, of als je ze bij vuur gebruikt.
Tijdens de practica op school wordt daarom altijd benadrukt dat je nooit stoffen mag proeven. Sommige stoffen zijn giftig en kunnen blijvende schade veroorzaken. Flessen met gevaarlijke stoffen hebben vaak een kindveilige dop, zodat ze niet zomaar open kunnen.
Etiketten en gevarensymbolen
Op verpakkingen van gevaarlijke stoffen staat een etiket met waarschuwingen. Op het etiket vind je zinnen die uitleggen waarvoor je moet oppassen. Daarnaast staan er ook speciale tekens: gevarensymbolen of pictogrammen.
Met een gevarensymbool kun je snel zien welk gevaar een stof kan opleveren. Voorbeelden zijn het symbool voor ontvlambare stoffen, het symbool voor giftige stoffen en het symbool voor schadelijke stoffen. Door het etiket goed te lezen weet je welke voorzorgsmaatregelen je moet nemen voordat je met de stof werkt.