H4: Stoffen

In exameneenheid NASK1/K/4 Stoffen en materialen en NASK1/K/3 Leervaardigheden in het vak natuurkunde wordt beschreven wat je moet weten over stoffen, materialen en veiligheid. Je leert hoe je stoffen kunt herkennen aan hun eigenschappen, welke gevaren bepaalde stoffen met zich meebrengen en hoe je veilig kunt werken in het lab. De kennis uit deze eenheden wordt in het examen NaSk1 getoetst. Alle onderstaande onderdelen kunnen in een examenvraag voorkomen.


Inleiding

In dit hoofdstuk leer je hoe je stoffen kunt herkennen en onderscheiden aan de hand van hun eigenschappen, zoals fase, kleur, geur, oplosbaarheid, kookpunt en smeltpunt. Daarnaast leer je welke gevaren het gebruik van bepaalde stoffen met zich meebrengt, hoe deze gevaren worden aangegeven en hoe je deze kunt voorkomen. Het hoofdstuk hoort bij exameneenheid NASK1/K/4 – Stoffen en materialen en bevat daarnaast onderdelen uit NASK1/K/3 – Leervaardigheden in het vak natuurkunde.


Over dit hoofdstuk

Het hoofdstuk Stoffen en Materialen behandelt:

  • Stofeigenschappen (fase, kleur, geur, oplosbaarheid, kookpunt, smeltpunt)
  • Veiligheid bij het gebruik van stoffen (veiligheidskaarten, pictogrammen, beschermingsmiddelen)
  • Natuurkundige processen en chemische reacties (faseovergangen, verbranding, roesten, uitharden van beton, lijmen, carbid)
  • Scheidingsmethoden (filtreren, indampen)
  • Veilig werken met stoffen (H- en P-zinnen, klein chemisch afval)

Relevante exameneenheden en subeenheden

ExameneenheidSubnummerOmschrijving
NASK1/K/4 – Stoffen en materialen3Stoffen herkennen en onderscheiden aan de hand van (stof)eigenschappen: fase, kleur, geur, oplosbaarheid, kookpunt, smeltpunt
4Uitleggen welke gevaren het gebruik van bepaalde stoffen met zich meebrengt, hoe deze gevaren worden aangegeven en hoe deze gevaren zijn tegen te gaan (veiligheidskaarten, pictogrammen, beschermingsmiddelen)
8Natuurkundige processen en chemische reacties herkennen (faseovergangen, voedselbereiding, roesten, verbranding, uitharden van beton, lijmen, carbid)
NASK1/K/3 – Leervaardigheden in het vak natuurkunde1Informatie uit bronnenmateriaal selecteren, verwerken en bewerken (veiligheidsvoorschriften, gebruiksaanwijzingen, technische handleidingen, interpretatie van tabellen, diagrammen en proefresultaten)
4Natuurkundige apparatuur herkennen en gebruiken (brander, thermometer, meetlint, maatglas, stopwatch, weegschaal)
9De deelstappen van een onderzoek uitvoeren (onderzoeksvraag kiezen, benodigdheden selecteren, plan opstellen, waarnemingen verrichten, gegevens verzamelen en presenteren, conclusies trekken)

Na dit hoofdstuk kun je:

  • Stoffen herkennen en onderscheiden aan de hand van hun eigenschappen.
  • Uitleggen welke gevaren bepaalde stoffen met zich meebrengen en hoe je veilig kunt werken met gevaarlijke stoffen.
  • Natuurkundige processen en chemische reacties herkennen en onderscheiden.
  • Scheidingsmethoden zoals filtreren en indampen toepassen.
  • Veilig omgaan met stoffen en apparatuur in het lab.

K/4/3 Stoffen herkennen en onderscheiden

Stoffen kun je herkennen en onderscheiden aan de hand van de volgende stofeigenschappen:

EigenschapOmschrijvingScheidingsmethode
KleurDe kleur van een stof. Kleur kan helpen bij het herkennen van stoffen.
GeurDe reuk die een stof afgeeft. Sommige stoffen hebben een kenmerkende geur, maar ruiken kan gevaarlijk zijn!
Oplosbaarheid in waterOf en hoe goed een stof oplost in water. Dit kan verschillen van “heel goed oplosbaar” tot “helemaal niet oplosbaar”.Filtreren: om onoplosbare vaste stoffen (bijv. zand) van een vloeistof te scheiden.
KookpuntDe temperatuur waarbij een vloeistof kookt en overgaat in gas. Het kookpunt is stofspecifiek en kan gebruikt worden om stoffen te identificeren.Indampen: om een opgeloste stof (bijv. zout) terug te winnen uit een oplossing.
SmeltpuntDe temperatuur waarbij een vaste stof smelt en vloeibaar wordt. Ook dit is stofspecifiek.
Elektrische geleidbaarheidOf een stof elektriciteit geleidt. Metalen geleiden elektriciteit goed, terwijl de meeste niet-metaal vaste stoffen dat niet doen. Vloeibare zoutoplossingen en gesmolten zouten geleiden vaak wel.
DichtheidDe massa per volume-eenheid (bijv. gram per cm³). Dichtheid kan helpen om stoffen te onderscheiden, vooral als ze dezelfde fase hebben.

Smeltpunt

Het smeltpunt is de temperatuur waarbij een vaste stof begint te smelten. Vanaf dat moment verandert de stof van vast naar vloeibaar. Tijdens het smelten blijft de temperatuur gelijk, ook al verwarm je verder. De toegevoerde warmte wordt namelijk gebruikt om de stof te laten smelten. Als de stof helemaal is gesmolten, dan neemt de temperatuur weer toe.

In de grafiek zie je dat bij ongeveer 69 °C een horizontale lijn ontstaat. Dat betekent dat de stof aan het smelten is. Pas als alles gesmolten is, loopt de temperatuur weer verder op.

Het smeltpunt is voor elke zuivere stof altijd hetzelfde. Daardoor kun je het gebruiken om stoffen te herkennen. Bij mengsels is het smelten minder duidelijk en ontbreekt zo’n strak, horizontaal stukje in de grafiek.

diagram

Temperatuur-tijddiagram van het smelten van stearinezuur.


K/4/4 Gevaren van stoffen en veiligheidsmaatregelen

Bij het werken met stoffen is het belangrijk om te weten welke gevaren ze met zich meebrengen en hoe je deze kunt herkennen en voorkomen.

Veiligheidspictogrammen

De volgende pictogrammen geven aan welke gevaren een stof met zich meebrengt:

PictogramBetekenisVoorzorgsmaatregelen
![Schadelijk of irriterend]Schadelijk of irriterendHandschoenen dragen, goed ventileren
![Ontvlambaar]OntvlambaarVonkvrij werken, geen open vuur in de buurt
![Bijtend]BijtendBeschermende kleding dragen, oogspoeling in de buurt
![Giftig]GiftigLabjas, handschoenen, beschermingsbril dragen

Beschermingsmiddelen

Bij het werken met gevaarlijke stoffen moet je altijd de juiste beschermingsmiddelen gebruiken:

BeschermingsmiddelToepassing
BeschermingsbrilBeschermt de ogen tegen spatten en dampen
LabjasBeschermt kleding en huid tegen morsen en spatten
Plastic handschoenenBeschermt de handen tegen bijtende of schadelijke stoffen

Veiligheidskaarten en gifwijzer

  • Veiligheidskaarten geven informatie over de gevaren van een stof en welke maatregelen je moet nemen.
  • De gifwijzer geeft aan wat je moet doen bij vergiftiging of blootstelling aan een gevaarlijke stof. Een gifwijzer kan een boekje of een app zijn.

K/4/8 Natuurkundige processen en chemische reacties

In het dagelijks leven kom je zowel natuurkundige processen als chemische reacties tegen. Het is belangrijk om het verschil te herkennen.

Verschil tussen natuurkundige processen en chemische reacties

Natuurkundig procesChemische reactie
De stof blijft dezelfde, alleen de fase of vorm verandert.Er ontstaan nieuwe stoffen met andere eigenschappen.
Voorbeelden: smelten, verdampen, bevriezen.Voorbeelden: verbranding, roesten, uitharden van beton.
Video: Natuurkundige processen en chemische reacties

Voorbeelden uit het dagelijks leven

Natuurkundig procesChemische reactie
Faseovergangen (bijv. water → ijs, ijs → water)Voedselbereiding (bijv. ei bakken)
Roesten (ijzer + zuurstof → roest)
Verbranding (bijv. kaars, aardgas)
Uitharden van beton (cement + water → beton)
Lijmen (tweecomponentenlijm uitharden)
Carbid (calciumcarbide + water → ethyn + calciumhydroxide)

Reactieschema’s

De volgende reactieschema’s zijn belangrijk voor dit hoofdstuk:

  1. Verbranding van aardgas (methaan): mathematical expression or equation Methaan + zuurstof → koolstofdioxide + water

  2. Reactie van carbid met water: mathematical expression or equation Calciumcarbide + water → ethyn + calciumhydroxide

  3. Verbranding van ethyn: mathematical expression or equation Ethyn + zuurstof → koolstofdioxide + water


Scheidingsmethoden

ScheidingsmethodeToepassingVoorbeeldStofeigenschap
FiltrerenVaste stoffen scheiden van vloeistoffen.Zand uit water filteren.Oplosbaarheid (vaste stof lost niet op in vloeistof).
IndampenEen opgeloste stof terugwinnen door de vloeistof te verdampen.Zout winnen uit zeewater.Kookpunt (oplosmiddel verdampt, opgeloste stof niet).

Veilig werken met stoffen

Bij het werken met stoffen in het lab is het belangrijk om veilig te werken. Dit betekent dat je rekening houdt met H-zinnen (gevaaraanduidingen) en P-zinnen (voorzorgsmaatregelen).

H-zinnen en P-zinnen

  • H-zinnen (Hazard statements) geven aan welke gevaren een stof met zich meebrengt. Voorbeeld: H225 – Licht ontvlambare vloeistof en damp.
  • P-zinnen (Precautionary statements) geven aan welke voorzorgsmaatregelen je moet nemen. Voorbeeld: P210 – Verwijderd houden van warmte, vonken, open vuur en andere ontstekingsbronnen.

Klein chemisch afval (kca)

Klein chemisch afval moet altijd op de juiste manier worden verzameld en afgevoerd. Gebruik hiervoor de kca-bak in het lokaal.


K/3 Leervaardigheden in het vak natuurkunde

1. Informatie uit bronnenmateriaal selecteren, verwerken en bewerken

Je moet informatie kunnen halen uit:

  • Veiligheidsvoorschriften
  • Gebruiksaanwijzingen
  • Technische handleidingen
  • Tabellen, diagrammen en proefresultaten

4. Natuurkundige apparatuur herkennen en gebruiken

De volgende apparatuur moet je kunnen herkennen en gebruiken:

ApparatuurToepassing
BranderVerhitten van stoffen.
ThermometerMeten van temperatuur.
MeetlintMeten van afstanden.
MaatglasAfmeten van vloeistoffen.
StopwatchMeten van tijd.
WeegschaalMeten van massa.

9. De deelstappen van een onderzoek uitvoeren

Bij het uitvoeren van een onderzoek volg je altijd de volgende stappen:

  1. Onderzoeksvraag kiezen
  2. Benodigdheden selecteren
  3. Plan opstellen
  4. Waarnemingen verrichten
  5. Gegevens verzamelen en presenteren
  6. Conclusies trekken