Werktuigen
In dit hoofdstuk Werktuigen leer je hoe krachten werken in alledaagse hulpmiddelen en constructies. Je onderzoekt hoe je met hefbomen, katrollen en takels een kracht kunt vergroten of verkleinen, hoe druk werkt, en hoe krachten in evenwicht blijven in een constructie. Dit hoofdstuk sluit aan bij exameneenheid K/9 – Kracht en veiligheid en V/2 – Constructies.
Over dit hoofdstuk:
Het hoofdstuk Werktuigen behandelt:
Krachten in werktuigen
- Spierkracht, spankracht en zwaartekracht.
- Krachten als vectoren tekenen met krachtenschaal.
- Aangrijpingspunt, richting en grootte van krachten.
Hefbomen en momenten
- Moment van een kracht: product van kracht en arm.
- Werkkracht, last, draaipunt.
- Momentenevenwicht: wanneer een hefboom in balans is.
- Toepassingen: kruiwagens, gieken, hefbruggen, tangen, hijsarmen.
Katrollen en takels
- Vaste katrol: omkering van richting.
- Losse katrol en takel: krachtvergroting en afstandsverkleining.
- Aantal touwsegmenten bepaalt de hijskracht.
Druk
- Definitie van druk als kracht per oppervlakte-eenheid.
- Gevolgen van groot en klein contactoppervlak.
- Rekenen met pascal (Pa) en N/cm².
Constructies en massamiddelpunt
- Krachten en momenten in constructies.
- Massamiddelpunt als aangrijpingspunt van de zwaartekracht.
- Evenwicht in constructies: hefbrug, hijsarm, kruiwagen, scheepslift.
Gegevens verwerken
- Aflezen uit tekeningen, tabellen en schema’s.
- Metingen uitvoeren met krachtmeters en drukopstellingen.
- Gegevens omzetten in berekeningen en redeneringen.
Exameneenheden die bij dit hoofdstuk horen
| Exameneenheid | Subnummer | Omschrijving |
|---|---|---|
| K/9 – Kracht en veiligheid | K/9.1 | Soorten krachten en werking herkennen; vectorvoorstelling; meten van kracht. |
| K/9.2 | Uitleggen hoe hefbomen werken; voorbeelden herkennen. | |
| K/9.3 | Uitleggen hoe katrollen en takels werken; richting en grootte van kracht. | |
| K/9.10 | Druk berekenen in verschillende situaties. | |
| V/2 – Constructies | V/2.1 | Krachten in constructies onderscheiden en nettokracht bepalen. |
| V/2.2 | Krachten weergeven als vectoren, samenstellen en interpreteren. | |
| V/2.3 | Massamiddelpunt bepalen en gebruiken bij momenten. | |
| V/2.4 | Redeneren met natuurkundige begrippen en formules in constructies. | |
| V/2.5 | Gegevens uit bronnen verzamelen, selecteren en verwerken. |
K/9 – Kracht en veiligheid
K/9.1 Soorten krachten en hun werking
Je leert verschillende soorten krachten herkennen:
- spierkracht
- veerkracht
- spankracht
- zwaartekracht
- wrijvingskracht
- magnetische kracht
- elektrische kracht
Belangrijke begrippen:
- Een kracht heeft grootte, richting en aangrijpingspunt.
- Je tekent krachten als een vector met een krachtenschaal.
- Zwaartekracht bereken je met:
In werktuigen herken je krachten zoals spankracht in een kabel, spierkracht op een hendel en zwaartekracht op lasten. Bij oefeningen bepaal je de grootte van $F_z$ voor voorwerpen en personen en teken je de vector.
K/9.2 Hefbomen: momenten en evenwicht
Een hefboom werkt met het principe van momenten:
Moment:
waarbij l de arm is.
Momentenevenwicht:
Je past deze regels toe op situaties met:
- lange en korte armen
- werkkracht en last
- draaipunten
- toepassingen zoals kruiwagens, tangen, hefarmen, hefbruggen en hijstoestellen
Met een kleine kracht op een lange arm kun je een grote last op een korte arm heffen.
K/9.3 Katrollen en takels
Katrollen veranderen de richting van een kracht of vergroten de hijskracht.
- Vaste katrol: richting van kracht verandert.
- Losse katrol: hijskracht wordt groter.
- Takel: meerdere touwsegmenten → grote hijskracht, kleine hijsafstand.
Belangrijk principe:
- Hijskracht wordt n keer zo groot als het aantal touwsegmenten dat de last draagt.
- Hijsafstand wordt n keer zo klein als het aantal touwsegmenten.
Je leert berekenen hoeveel kracht nodig is om een last te heffen en waarom takels in scheepswerven, bouwplaatsen en werkplaatsen worden gebruikt.
Piano hijsen met takel en krachtenverdeling
K/9.10 Druk berekenen
Druk is kracht per oppervlakte-eenheid:
Formule:
Eenheden:
Je vergelijkt situaties met groot of klein contactoppervlak, zoals staan op twee voeten, één been, tenen of schaatsen. Je rekent druk, kracht en oppervlak om.
V/2 – Constructies
V/2.1 Krachten in constructies
In constructies werken vaak meerdere krachten:
- zwaartekracht op lasten
- spankrachten in kabels
- trekkracht en duwkracht op hendels
- steunpunten en draaipunten
Een constructie is in evenwicht wanneer:
- nettokracht is 0
- de som van de momenten in balans is
Je bepaalt $F_z = m \cdot g$ voor verschillende onderdelen en gebruikt de momentenwet om krachten of armen te berekenen.
V/2.2 Krachten als vectoren in constructies
Je leert:
- een kracht als vector weergeven
- krachtenschaal kiezen
- de lengte van de pijl gebruiken voor de grootte van de kracht
- krachten samenstellen langs één lijn:
Ontbinden van krachten in componenten wordt binnen dit hoofdstuk niet verder uitgewerkt.
V/2.3 Massamiddelpunt en zwaartepunt
Het zwaartepunt is het punt waar de zwaartekracht aangrijpt. Bij een homogene balk ligt het massamiddelpunt in het midden.
Je gebruikt het massamiddelpunt:
- om momenten te berekenen
- om evenwichtssituaties te beoordelen in kranen, hefarmen en bakken
Formules:
V/2.4 Berekeningen en redeneringen in constructies
Je past begrippen en formules toe in contexten zoals hefbruggen, kruiwagens, gieken, hijssystemen en scheepsliften.
Belangrijke begrippen:
- moment
- evenwicht
- spankracht
- trekkracht
- duwkracht
- zwaartepunt
Belangrijke formules:
V/2.5 Gegevens uit bronnen verwerken
Je leert:
- gegevens aflezen uit tekeningen, tabellen en schema’s
- lengtes, armen en krachtvectoren bepalen
- metingen uitvoeren (krachtmeter, drukmetingen)
- resultaten verwerken in berekeningen
- conclusies trekken over werking en evenwicht
Formules die hierbij terugkomen:
